Treffers 1 t/m 50 van 9,950
# | Aantekeningen | Verbonden met |
---|---|---|
1 | " Klaas werkte vanaf de schoolbanken als bakkersleerling of -knecht bij zijn grootvader Jan en zijn oom Joris Vollebregt te Naaldwijk. Uit het knechtenregister te Naaldwijk valt op te maken dat hij daar op 7 juni 1892 woonachtig was en dat hij op 1 maart 1894 terugkeerde naar zijn ouders aan de Zwartendijk. In die tussentijd had hij ook nog enige maanden in Maasland gewerkt en gewoond bij een bakker Vreugdenhil. Op 4 januari 1898 vertrok hij weer naar zijn oom Joris Vollebregt te Naaldwijk om daar als inwonend bakkersknecht te gaan werken. Dat kan niet lang zijn geweest want op 18 maart 1900 kwam hij weer te Monster, 'Komende uit Kethel'. Een week voor zijn huwelijk, t.w. 23 april 1904 vertrok hij naar 's-Gravenzande. Hij staatdaar ingeschreven als bakker, wonende te Wijk C nr. 240, dat is te Hoek van Holland, de 'Oude Hoek', of dat al of niet als zelfstandige bakker was is niet vermeld, daar werden vervolgens twee dochters - een tweeling -geboren. Op 21 december 1905 vertrok hij, nog steeds bakker zijnde, naar de Vaart 16 te Monster. Het bakkerijtje dat hij betrok stond in de schaduw van het bekende pensionaat, zo was er na pakweg 50 jaar waarachtig weer een bakker Vollebregt in Monster gevestigd. Op een onbekend tijdstip is hij naar de Haagweg 99 te Monster verhuisd om -daar voortaan het beroep van tuinder uit te gaan uitoefenen. Dat moet ver voor de oorlog zijn geweest want sinds 'mensenheugenis' was de bakker Boorsma daar gevestigd. Het bevolkingsregister vermeld duidelijk dat hij op 21 december 1905, uit de gemeente 's-Gravenzande gekomen, zich als broodbakker vestigde te Vaart 16. Ook twee nog in leven zijnde nichten weten zich te herinneren dat 'Ome Klaas' bakker aan de Vaart was, de huidige Havenstraat. Daarom is het vreemd dat de persoonskaart van zijn echtgenote vermeldt dat zij al op 21 december 1905 aan de Haagweg 99 gevestigd waren. De bekendste telg uit dit gezin was ongetwijfeld de boomlange Koos Vollebregt die beroepshalve al baggerend door de Westlandse sloten trok. Of het zijn woonplaats in de Molenwijk, bijgenaamd "De Sovjet" of zijn politieke voorkeur was is niet bekend, maar hij stond in de volksmond bekend als de 'Bolsjewiek'. Al met al blijken Klaas en zijn neef Leendert uit Naaldwijk de laatste bakkers in de familie te zijn geweest. Zijn echtgenote woonde sinds 15 september 1961 om één, of andere reden in bij de familie Kester aan de Plaats Langeveld 1 te Monster vanwaar zij op 8 juni 1965 vertrok naar Schipluiden naar een getrouwde dochter, zij zal daar wel overledenen zijn." [bron: De familie Vollebregt-Fokkes 1690-2006] | Vollebregt, Nicolaas Johannes (I30209)
|
2 | "....begraven op den 14e Mei 1759: de huijsvrouwe van Johannes van Aalst, in grafnr. 66. De kosten waren: voor het openen van het graf: f3,-, voor het inzetten F 2,- en voor het 'luije' en het doodskleed f0,16. Het totaalbedrag was: f 5,16...." | Spruijt, Martje (I102408)
|
3 | "....heeft Johannes Kempenaar j.m. woonende alhier, zig aangegeven met Neeltje Mous j.d. woonende onder Alkemade voor den bruidegom woonende alhier onder de classis van f 6,- ...." | Gezin: Johannes Kempenaar / Neeltje Mous (F1673997497)
|
4 | "1019. Reurings, Geertruida, 44 jaren" [bron: Algemeen Politieblad 1885, blz. 1058] "De Commissaris van Politie te 's Gravenhage, belast met het beheer der 1ste afdeeling, verzoekt te worden bekendgemaakt met de verblijfplaats van Geertruida Reurings, geboren te 's-Hertogenbosch 18 Jan. 1840, publieke vrouw, lengte middelmatig, kleur blozend, aangezicht rond, uiterlijk donker. Eertijds weduwe van zekeren Lamers, moet zij thans als huisvrouw gescheiden zijn van zekeren Teunis." [bron: Algemeen Politieblad 1886, blz. 600] "De Commissaris van Politie te Gouda verzoekt bekend gemaakt te worden met de verblijfplaats van Geertruida Reurings, koopvrouw, die geringe waren in een mandje rondvent en zich meestal ophoudt in kleine slaapsteden." [bron: Algemeen Politieblad 1887, blz. 994] "De Commissaris van Politie der 1ste afdeeling te 's-Gravenhage bericht, dat vervallen is zijn verzoek tot opsporing der verblijfplaats van Geertruida Reurings, voorkomende op blz. 600 van 1886". [bron Algemeen Politieblad 1887, blz. 1350] "2261. Reurings, Geertruida, 45 jaren, koopvrouw, vroeger wonende te 's-Gravenhage, Zijn bij vonnis van hetzelfde Kantongerecht, dd. 7 Dec. 1887, veroordeeld tot eene geldboete van f 1, subsidiair 2 dagen hechtenis, ter zake van openbare dronkenschap". [bron: Algemeen Politieblad 1888, blz. 928] "Reurings, Geertruida, 48 jaren, koopvrouw, gewoond hebbende te 's-Gravenhage, is bij vonnis van het Kantongerecht te Schoonhoven, dd. 23 maart jl, veroordeeld tot eene geldboete van f 2, subsidiair 3 dagen hechtenis, ter zake van dronkenschap". [bron: Algemeen Politieblad 1888, blz. 1583] "324. Reurings, Geertruida, 47 jaren, wed. fol. Lamers, gedomicileerd te 's-Gravenhage, bij vonnis van hetzelfde Kantongerecht, dd. 16 Aug. 1889, bij verstek veroordeeld tot eene geldboete van f 3, subsidiair 2 dagen hechtenis, ter zake van politieverorderdening". n... [bron: Algemeen Politieblad "869. Reurings, Geertruida, 49 jaren, vroeger wonende te 's-Hertogenbosch, bij vonnis van hetzelfde Kantongerecht, dd. 30 Juli 1889, veroordeeld tot eene geldboete van f 10, subsidiair 10 dagen hechtenis, op grond van art. 435 pro. no. 3 van het Wetboek van Strafrecht" [bron: Algemeen Politieblad 1890, blz. 299 3456. Reurings, Geertruida, 47 jaren, koopvrouw, gewoond hebbende te 's-Gravenhage, Gedempte Gracht 24, bij vonnis van hetzelfde Kantongerecht, dd. 5 April jl., veroordeeld tot eene geldboete van f 3, subsidiair 2 dagen hechtenis, ter zake van openbare dronkenschafol. (14 tot 16 januari). Zij werd op 14-01-1893 om 14:00 uur aangehouden [bron: Algemeen Politieblad 1893, blz. 1222 | Reurings, Gertrudis (I46)
|
5 | "11 mei 1796: Is gelezen de Requeste van Jan Vollebregt en Cornelis Verruijt, Kerkmeesteren der Gereformeerde Kerk te Nieuwkoop ; verzoekende dispositie op hun Adres in Maart 1. 1. gedaan, over het formeeren en sluiten der Kerke rekening, mitsgaders de noodwendige reparatie van de Kerk; of wel door eene personeele Commissie, in loco, alles te doen inspecteeren, en de omstandigheden onderzoeken, waar in de Kerk door de weigering der Municipaliteit van Nieuwkoop, zich thans bevind." [bron: Decreeten van de Vergadering van het Provinciaal Bestuur van Holland.] Waar op, na deliberatie, is goedgevonden, de voorfz. Requeste,by appointement, te ftellen in handen van het Provinciaal Committé, om advis. | Vollebregt, Jan Pietersz (I11539)
|
6 | "3 meij 1774: Jacob Vollebrecht, veenman, woonende onder Hillegondsbergh, eijgenaar geworden zijnde van zeekere partije veenlandt, geleegen onder de poorterije van Delft, in de Bieslandse polder groot ende te ..... ver... opgelde voor drie mergen ten hond, strekkende van jan Groenewegh ende Dirk Barneveld oost op tot de Soetwateringe belden ten zuijden de Baronesse van Heemskerk van Inkoert ende ten noorden CrijnBuijszen.\.....gaarne deselve Partije in 't geheel zoude verveenen of doen verveenen, uijtmoeren ebn de verslagturven." "11-04-1780:Crijn van Buijsen en Jacob Vollebregt, veenlieden, partije veenlant, drie mergen twee hondert twee en tachtig roeden, geleegen in de Bieslandse Polder, onder de poortereije van delft, strekkende van Pieter kuijpers oost op tot de Soetwatering belden ten noorden Arij van Nierop en en zuijden de suspencianten". "24-03-1781: buijten de koepoort aan de Stadscingel alhier den Dam leggende in de stadsveste voor hetzelve land...'" . (land van Crijn van Buijsen en Jacob Vollebregt). "23-03-1782: Crijn Buijsen en Jacob Vollebregt 2 mergen 300 roeden geleegen in de Bieslandse Polder, strekkende van de Bieslandse weg west op tot de Soetwateringe belent ten zuijden Adrianus van der Smaal en ten noorden Crijn van Buijssen."[ "01-02-1783: Crijn van Buijsen en Jacob Vollebregt 2 mergen 300 roeden geleegen in de Bieslandse Polder, strekkende van de supplianten oost op tot de Soetwateringe belend ten noorden door de supplianten en ten zuijden de Heer van Bleijswijk." "14-05-1785: Jacob Vollebregt 1 mergen vijf hondert roeden, geleegen in de Bieslandse polder, strekkende van de Kersswateringe oost op ten suppliant, belent ten noorden Crijn van Buijzen en Jacob Vollebregt en ten zuiden, Andries van der Smaal." Jacob Vollebregt en Crijn van Buijzen in de Bieslandse polder 2 mergen, strekkende van de Kersswatering oost op tot de supplianten, belent ten noorden Jannus van der Wal en Crijn van buijzen en ten zuijden Jacob Vollebregt." bron: Delft 3e Requestboek 1e afd. no. 45] | Vollebregt, Jacob Jansz (I10961)
|
7 | "780. DORSMAN, Theodorus, zich vroeger genoemd hebbende JAN VAN DIJK, oud 43 jaren, geboren en laatst wonende te 's-Gravenhage, sjouwer, vroeger varensgezel, laatst dienstbaar in eene zuurkraam op kermissen, lang 1.72 el, haar, wenkbr. en baard bruin, oogen blauw, voorhoofd hoog, neus en mond gewoon, kin rond, aangezigt ovaal, kleur gezond. merkb. teekenen: op den linkerarm een man en eene vrouw geprikt. Kleeding: donker laken platte pet, donker laken jas, en vermoedelijk donkere laken broek. Misdrijf: Opligting Is sedert 10 Sept. jl. voorvluchtig. De officier van justitie te 's-Gravenhage verzoekt opsporing, aanhouding en opzending. " [bron: Algemeen politieblad van 1861, blz. 814] "De burgemeester van Nieuwkoop, prov. Zuidholland, verzoekt berigt omtrent de tegenwoordige verblijfplaats van Theodorus Dorsman, oud 50 jaren, inlandsch kramer, die den 13 Jan. jl. met achterlating van zijne hoogst zwangere vrouw, zijne woning aldaar heeft verlaten, zonder tot op heden iets van zich te doen hooren. Signalement: gestalte middelmatig, kleur bleek, haar en wenkbr. donkerbruin, oogen bruin. Kleeding: blaauw laken jasje, dito broek, zwart laken pet." [bron: Algemeen Politiebald van 1869, blz. 209] "De burgemeester van Alphen wenscht te worden bekend gemaakt met de verblijfplaats van zekeren Theodorus Dorsman, oud 55 jaren. Hij heeft zijn gezin, in gemelde gemeente, verlaten en zwerft vermoedelijk bedelend rond." [bron: Algemeen Politieblad va 1873, blz. 91] | Dorsman, Theodorus (I75234)
|
8 | "Aalbregt Koelewijn was landbouwer van beroefol. Hij pachtte bouwgrond in de Boschpolder te Honselersdijk van de Nassause Domeinen. Hij woonde met zijn gezin in de "Nederhof" te HonseiersdiJk, daar zijn 2 dochters geboren, te beginnen met Catharina Koelewijn op don¬derdag 22 oktober 1829 die nog aan bod komt Hendrik Fokkes was bouw-knecht van beroep en later veehouder. Van zijn ouders wordt te Stompwijk vermeld dat zijn vader Gerrit was overleden op 24-08-1827 en dat zijn moeder I Jda Krijger was overleden op 12-09-1814. Al speurende in de archieven komen toch wel pikante details bovendrijven. Hij was namelijk inwonend boerenknecht in dienst bij Aalbregt Koelewijn te Honselersdijk. Wat zich nu afgespeeld heeft valt hooguit te raden maar bijna een jaar na de geboorte van de dochter Johanna Koelewijn, op woensdag 6 oktober 1830, vertrekt het gezin naar Stompwijk. Daar wordt dan zoon Gerrit Fokkes, geboren op maandag 14 november 1831, althans volgens diens persoonskaart. Binnen een jaar overlijdt Aalbregt Koelewijn, Nog in datzelfde jaar spoedde Hendrik Fokkes zich eveneens naar Stompwijk om de plaats van zijn vroegere werkgever in te nemen, wat er toe zou leiden dat hij 4 jaar later met de weduwe Maria Bremmer in het huwelijk zou treden. Haar zoon Gerrit werd bij die gelegenheid gewettigd en kreeg de achternaam Fokkes, wat overigens geenszins wil zeggen dat Hendrik de natuurlijke vader was' Maria Bremmer overleed op 69-leeftijd op dinsdag l januari 1861, uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren, maar omdat zij in gemeenschap van goederen waren getrouwd was Hendrik Fokkes nu alleen-eigenaar van het boerenbedrijf. Of een en ander de vooropgezette bedoeling is geweest is de vraag; maar goed! Hij trouwde (2) te Wassenaar voor de wet en kerk op zaterdag 17 en zondag 18 juni 1865 met de al meermalen genoemde Elisabeth Westgeest. Zij is geboren te Wassenaar op maandag 25 september 1837, dus een stuk jonger dan Hendrik, overleden te 's-Gravenhage in het ziekenhuis op vrijdag 31 augustus 1906 om 1.00 uur, terwijl zij destijds woonde bij haar zoon Gerrit in Naaldwijk. Zij was een dochter van Leonardus Westgeest en van Maria Olsthoorn. De gehele familie Westgeest is op het Internet te vinden er staan zelfs foto's in de website van de boerderij van haar ouders. Dat maakt meteen duidelijk dat haar vader bouwman was. Maar een website, hoe fraai ook, geeft toch geen antwoord op de vraag hoe een boerendochter in de 19e eeuw met een boer en weduwnaar te Stompwijk in aanraking is gekomen, die bovendien een flink stuk ouder was. Vreemd is ook dat zowel in die familiegegevens als de gemeentelijke van Wassenaar haar trouwdatum ontbreekt, terwijl de persoonskaarten van haar en haar echtgenoot teStompwijk die wel vermelden. Aan de geboortedatum van haar oudste kind valt af te leiden dat men er in Stompwijk weinig naast kan hebben gezeten." [bron: 'De familie Vollebregt-Fokkes 1690-2006'] | Coelewijn, Albertus (I63670)
|
9 | "Abraham Kroon geeft het lijk aan van zijn vrouws moeder Maartje van den Berg, in leven huisvrouw van Willem Hoogwerff, in de hoogste classis t.w. f 30,-!!...." | van den Bergh, Maartje (I102353)
|
10 | "Bartholomeus Hoogwerff geeft 't lijk aan van zijn vader, genaamd Willem Hoogwerff, als behoorende onder de classis van f 15,-...." | Hoogwerff, Willem Willemsz (I102377)
|
11 | "Boeren rondom de Wiericke" | Spruit, Dirk (I32820)
|
12 | "Cornelis Vollebrecht, oud circa 67 Jaaren, gebooren aan de Bergsenhoek en woonende binnen deese Stad zijn kost gewinnende met het doorbomen van schuijten is einde 1796 gehuwd". [bron: DTB Delft] | Gezin: Cornelis Vollebregt / Maria Cesar (F1673966323)
|
13 | "De procureur-generaal bij het geregtshof te 's-Gravenhage, veroekt ten spoedigste per telegram te worden bekend gemaakt met de verblijfplaats van: Bauke Tanja, ook genaamd Douwes, of Douwers, oud ... jaren, rondreizend koopman in schrijfbehoeften; Agatha Dorsman, geboren te Nieuwkoop, 8 Februari 1869; hare moeder, Agatha Stadsvoort, huisvrouw van Theodorus Dorsman en Josephus Schultz ongeveer 3 weeken geleden vertrokken van Hillegersberg naar Hoord-Holland of wel naar den Hoek van Holland. Zij moeten in eene strafzaak worden gehoor." [bron: Algemeen Politieblad van 1878, blz. 136] "De procureur-generaal bij het geregtshof te 's-Gravenhage berigt, dat het verzoek tot opsporing van bauke Tanja, Agatha Dorsman, hare moeder Agatha Stadsvoort, huisvrouw van Theodorus Dorsman, en Josephus Schultz, gedaan op bladz. 136 van dit jaar, vervallen is. ' [bron: Algemeen Politieblad van 1878, blz. 196] "De Commissaris van Politie bij de 2de afdeeling Rotterdam verzoekt, namens de moeder, de opsporing en terugbrenging naar Rotterdam van hare dochter Agatha Dorsman, 16 jaren, ventster met potlood, nogal groot voor haar jaren, aangezicht rond, kleurgezond, haar bruin, oogen grijs; litteeken van een brandwond aan een der knieën; gekleed met bruin jak, zwarten rok, blauwbont schort, rod en zwart wollen muts met kraaltjes en lage schoenen. Sedert 3 Juli jl. is zij niet in de ouderlijke woning teruggekeerd. Volgesn informatie te overschie ingewonnen, is zij aldaar in den avond van 3 Juli jl. gezien in gezelschap van een man, volgens de beschrijving Frans Sikke Hofman, ongeveer 50 jaren, met donkeren en vrij langen kinbaard, lang en donker haar, koopende op krukken en een houten been, wonende in de Leeuwenlaan te Rotterdam". [bron: Algemeen Politieblad van 1886, blz. 1176] "De Commissaris van Politie bij de 2de afdeeling Rotterdam bericht, dat het verzoek tot opsporing van Agatha Dorsman, op bladz. 1176 van dit jaar als vervallen te beschouwen". [bron: Algemeen Politieblad van 1886, blz. 1214] "De Commissaris van Politie bij de 2de afdeeling Rotterdam verzoekt, namens de moeder, de opsporing en terugbrenging naar Rotterdam van hare dochter Agatha Dorsman, 17 jaren, ventster met potlood, geboren te Nieuwkoop, die sedert 25 Oct. ll. in de ouderlijke woning aan de Schubvischsteeg no. 22 te Rotterdam wordt vermist. Men vermoedt dat zij in naburige gemeenten rondzwerft. Signalement: lengte middelmatig, aangezicht breed en vol, kleur gezond, haar bruin, oogen blauw, voorhoofd smal, neus klien; een brandvlekje aan de rechterknie; kleeding zwart lakensch sjek, warte rok, blauw kettingbont schort, blauw wollen plakmuts, lage schoenen met linten". [bron: Algemeen Politieblad van 1887, blz. 2161] "De Commissaris van Politie bij de 2de afdeeling Rotterdam bericht, dat het verzoek tot opsporing van Agatha Dorsman, op bladz. 2161 van dit jaar, is vervallen". [bron: Algemeen Politieblad van 1887, blz. 2309] | Dorsman, Agatha (I75335)
|
14 | "De uitvaartdienst en begrafenis worden gehouden in besloten kring. Ook wij hebben ineens te maken met de verscherpte maatregelen rondom het coronavirus". | Meskers, Margaretha Helena Maria (I108499)
|
15 | "Den 3 Febr. jl. is bij haar zwager Dirk Vollebregt, arbeider te Nieuwveen bij Alphen in Zuidholland, door Aagje Stadsvoort, huisvr. van Doris Dorsman, laatst woonachtig te Alphen, achtergelaten haar vierjarig kind, genaamd Aagje, belovende het na verloop van drie dagen te zullen terughalen, waaraan niet is voldaan. In de vorige week is zij met zekeren Joseph Schult, oud omstreeks 30 jaren, te huis behoorende te Breda en voorzien van een kijkkastje, gezien te Breukelen. De burgemeester der gemeente Nieuwveen verzoekt tot opsporing der genoemde vrouw en berigt." [bron: Algemeen Politieblad van 1873, blz. 175] "De procureur-generaal bij het geregtshof te 's-Gravenhage, veroekt ten spoedigste per telegram te worden bekend gemaakt met de verblijfplaats van: Bauke Tanja, ook genaamd Douwes, of Douwers, oud ... jaren, rondreizend koopman in schrijfbehoeften; Agatha Dorsman, geboren te Nieuwkoop, 8 Februari 1869; hare moeder, Agatha Stadsvoort, huisvrouw van Theodorus Dorsman en Josephus Schultz ongeveer 3 weeken geleden vertrokken van Hillegersberg naar Hoord-Holland of wel naar den Hoek van Holland. Zij moeten in eene strafzaak worden gehoor." [bron: Algemeen Politieblad van 1878, blz. 136] "De procureur-generaal bij het geregtshof te 's-Gravenhage berigt, dat het verzoek tot opsporing van Bauke Tanja, Agatha Dorsman, hare moeder Agatha Stadsvoort, huisvrouw van Theodorus Dorsman, en Josephus Schultz, gedaan op bladz. 136 van dit jaar, vervallen is. ' [bron: Algemeen Politieblad van 1878, blz. 196] | Stadsvoort, Agatha (I75227)
|
16 | "dooff ende stom" | Schaften, Michiel (I61695)
|
17 | "Doopboek van Wateringen is kwijt. Maar het is zeker dat daar ook Reijneveens woonden. Boek N23 p12 geeft aan dat deze Anna in Wateringen is geboren en wonende te Naaldwijk bij huwelijk met Cornelis Janse Strik". [bron: Peter Eering] | Reijneveen, Anna (I71325)
|
18 | "Door Burgemeester en Wethouders dezer Gemeente is aan de volgende personen vergunning verleend tot het vernieuwen van hun draaiposten voor hun perceelen: 1e. aan C. van Leeuwen, rietdekker, Wilnis; 2e. aan C. Verhaar, scheepmaker, Wilnis; 3e. aan L. Driehuis, zonder beroep, Wilnis; 4e. aan G. Reurings brandstoffenhandelaar". [bron: Woerdensch Weekblad 16-01-1926] | Reurings, Gregorius (I197)
|
19 | "Een onverzettelijke touwslagersfamilie" Aan de Herenweg, nu nr. 121, woonde een touwslagersfamilie met vier zoons, de gebroeders Janus, Sjors, Jan en Tinus Reurings. In de tijd rond de Amsterdamse februaristaking was Janus Reurings met Gijs van Voskuilen en Piet de Jong werkzaam op Schiphol. Zij namen daar deel aan verzetswerk. In januari 1941 werd deze verzetsgroep opgerold en Janus en zijn kornuiten belandden in de cellen van de Sicherheitsdienst te Amsterdam. Zij stonden bloot aan slopende verhoren door Hollanders. Vooral dit laatste deed zeer. In deze tijd vond ook de eerste huiszoeking bij de familie Reurings plaats. De gevangenschap duurde zes weken, maar er werd niets gevonden en er kon ook uit anderen hoofde niets bewezen worden. De verzetsgeest was echter voorgoedgewekt. Sjors ging zich voornamelijk bezighouden met de zorg voor onderduikers. Janus en de andere broers gingen in het gewapende verzet en waren later ook bij de wapendroppings uit Engeland betrokken. De jarenlange en soms nogal openlijke verzetsaktiviteit rond de touwslagerij leidde in de laatste oorlogsdagen bijna tot een ramfol. Als gevolg van verraad werd er door de landwacht weer een huiszoeking gedaan. Onder de lemen vloer van de touwslagerij vond men een van de vele melkbussen met wapens, die daar verborgen waren. Alle manvolk op het erf van Reurings werd opgesloten in een schuur. Er was geen ontkomen aan. Toen mevr. Reurings met het Mariabeeld het huis wilde verlaten, werd zij gedwongen terug te gaan. De landwachters dwongenPiet van der Zon om met een paard en een grote boerenwagen te komen. Daar werd alles opgeladen: De wapens, twaalf fietsen, twee motoren en veel zaken, die nodig waren voor de wapendroppings. De overval was in het dorp niet verborgen gebleven. Abr. van Vliet maakte een bevrijdingsplan, waarvoor zich acht mensen beschikbaar stelden. Kees de Graaf bracht de moed op om zich naar het erf van de touwslagerij te begeven. Hij werd natuurlijk onmiddellijk gearresteerd en bij de anderen in de schuuropgesloten. Maar dat was de bedoeling. Zo kon hij de anderen van het bevrijdingsplan op de hoogte brengen. Wout Smit die zelf aan de actie deelnam: -'Om half twee in de middag reden ze door het dorfol. Janus en Sjors Reurings zaten achter op de wagen en er reden vier landwachters achteraan. Wij wisten dat het op Utrecht aanging over de Ter Aase Zuwe. Wij hadden de wapens onder onze kleren verstopt en reden over de Laan en door Donkereind om hen voor te komen. Op de hoek van Lange Zuwe en Dwarszuwe lagen wij in hinderlaag. In de buurt waren nog veertig Duitsers aan het wildjagen ook. Toen de wagen de hoek om ging, begonnen wij te schieten. Eén landwachter was er direct dood. De andere wist zwaar gewond door het water weg te komen. Wij hadden de opdracht om de jongens van Reurings te bevrijden en de wagen over de Bosdijk naar 'De Kraanvogel' te brengen. Nadat wij de jongens losgeschoten hadden, moesten wij onze wapens zo gauw mogelijk zien kwijt te raken. Even later werden wij zelf beschoten door de twee andere landwachters die achtergebleven waren. Toch kon iedereen, ook de gebroeders Reurings, op fietsen van de wagen over de Bosdijk ontkomen. Zelf zat ik met een paar anderen om ongeveer half vijf in de gierkelder op 'De Kraanvogel' bij Bosman aan de Amstelkade. Piet van der Zon moest de wagen met de dode en de gewonde landwacht naar Utrecht rijden. Hij is daar scherp verhoord, maar hij sloeg niet door en is toen betrekkelijk gauw weer vrij gelaten'- (tekst uit 'Van wildernis tot Ronde Venen' blz. 127 e.v.) "Razzia bij Reurings" Vlak voor het einde van de oorlog vonden er in Wilnis gebeurtenissen plaats die de Duitsers aanleiding gaven om met geweld tegen de bevolking op te treden. Door gebrek aan mensen is dit plan echter niet ten uitvoer gebracht. Aanleiding was een razzia die plaats vond bij dIe Wilnisse familie Reurings. Hier onder volgt een samenvatting van de verklaringen zoals deze door de familie Reurings en de betrokken landwachters vlak na de oorlog zijn afgelegd. Op dinsdag 24 april 1945 waren een viertal landwachters, met als commandant de landwachter Hoosemans, op weg naar de werkplaats van de gebroeders Reurings te Wilnis. Aan de landwachters vertelde Hoosemans dat hij een tip had gekregen dat bij de familie Reurings een groot aantal wapens, bestemd voor de ondergrondse aanwezig zou zijn. Hij vertelde er echter niet bij van wie hij deze tip gekregen had. Onmiddellijk na aankomst werd het erf door de vier landwachter safgezet en moest Adrianus Reurings zijn persoonsbewijs inleveren waarna hij naar de schuur werd afgevoerd. Hierbij kreeg Gregorius Reurings een klap met een stengun tegen de benen. Ook de andere aanwezigen werden in de schuur opgesloten. Vervolgens werden ze door Hoosemans één voor één verhoord. Hij vroeg van wie de gevonden wapens waren en wie de baas was van de ondergrondse in Wilnis. Toen daar niet op geantwoord werd kreeg Adrianus Reurings van Hoosemans een klap met een lat op zijn gezicht. Nadat burgemeester Heijmanwas gekomen mochten echter alle aanwezigen weg behalve de vier broers Reurings. De landwachters gingen echter verder met zoeken en vulden hun tassen met kleding en schoeisel. Later werden nog twee broers Reurings vrij gelaten. Adrianus en Gregorius Reurings werden echter op transport gesteld naar Utrecht. Zij mochten kleding, eten en shag meenemen. Toen zij ook nog om lucifers vroegen, antwoordde Hoosemans dat dit niet nodig was omdat zij de volgende morgen toch niet meer zouden leven. Inmiddels had Heijman zich naar Piet van der Zon in Wilnis begeven om een paard en wagen te vorderen. Van der Zon protesteerde hiertegen en zei dat hij die middag vlees moest vervoeren voor de voedselvoorziening. Heijman antwoordde hierop dat hij hiermee niets te maken had en dat de Wehrmacht voorging, omdat er in beslaggenomen goederen naar Utrecht moesten worden vervoerd. Het protest hielp echter niet en de gebroeders Reurings werden door Piet van der Zon, begeleid door Hoosemans en nog een andere landwachter, naar Utrecht getransporteerd. Op de kar werden eveneens twee radio's, vijf rijwielen, acht seinlampen, twee accu's, twee motorrijwielen welke door de Binnenlandse Strijdkrachten werden gebruikt, een machinepistool, munitie en zes kaasjes opgeladen. De andere twee landwachters begaven zich naar Vinkeveen met de bedoeling om zich later weer bij het transport te voegen. Bij de Ter Aarse Zuwe zagen de broers Reurings leden van de Wilnisse Binnenlandse Strijdkrachten in het struikgewas. Plotseling werd er geschoten waarbij Hoosemans werd getroffen. Hij vluchtte naar de kant van de sloot waar hij ging zitten. De andere landwachter werd ook gewond, maar wist te ontkomen in een nabij gelegen boerderij. Hij isl ater van zijn verwondingen hersteld. De gevangen broers Reurings namen toen onmiddellijk de benen. Op de Ter Aarse Zuwe waren inmiddels ook de twee landwachters, die eerst nog naar Vinkeveen waren gegaan, gearriveerd. Zij hoorden schieten en op het erf van een boerderij zagen zij toen Van der Zon met zijn paard en wagen staan. In een greppel lag de landwachter Hoosemans dood, doorzeefd met kogels. De daders van de aanslag waren verdwenen. De twee landwachters hebben toen nog in de lucht geschoten en geprobeerd de bevrijders van de broers Reurings te achterhalen maar dat heeft niets opgeleverd. Zij zijn toen verder naar Utrecht gefietst. In de loop van de avond arriveerden de Duitsers vergezeld door een aantal landwachters. Het lijk van Hoosemans werd naar Utrecht getransporteerd en Van der Zon werd door de Duitsers drie keer verhoord. Hij verklaarde echter dat hij niemand van de overvallers had herkend. Hierna is hij vrij gelaten. Diezelfde dag nog vertrokken de Feldgendarmerie en de Landwacht naar Vinkeveen om represailles te nemen. Op de Provincialeweg bij de Groenlandsekade hielden zij de Vinkevener Koeman aan. De officier van de Feldgendarmerie deelde mede op weg te zijn naar Vinkeveen voor represailles. Hij moest van Koeman 20 namen hebben van illegalen die zouden worden gearresteerd en waarvan de woningen zouden worden plat- gebrand. Koeman zei hierop geen illegalen te kennen en vroeg of het niet beter zou zijn eerst een onderzoek in te stellen. De Feldgendarmerie ging toen weg. De volgende dag besprak de Duitse opperluitenant Imenthal het doodschieten van Hoosemans met een van de Vinkeveense landwachters. Imenthal wilde Mijdrecht, Wilnis en Vinkeveen geheel laten afzetten. Vervolgens alle mannen wegvoeren en de hele zaak kort en klein slaan. Dit moest "op z'n Duits" gebeuren aldus een verklaring welke de landwachter na de oorlog heeft afgelegd. Imenthal kon echter voor deze actie niet voldoende mensen krijgen en daarom is dit plan niet doorgegaan. (Uit "De Proostkoerier", 1993, nr. 4 blz 27 e.v.) | Gezin: Johannes Marie Reurings / Anthonia Baars (F1673961821)
|
20 | "Gedurende meer dan tweehonderd jaar was daar een scheepswerf, waar vooral kleine houten schepen werden gebouwd, zoals roeiboten, pramen, en schouwen. Er werd gerepareerd, geteerd, gebreeuwd en opgekalefaterd. Rond 1911 ging de werf over van Gerrit Koeleman in handen van de familie (Han) J.W. Valentijn, die het bedrijf van bovenvermelde naam van beschermheilige voorzag. Voorzichtig begon men toen in staal te bouwen. Meerdere luxe jachten zijn daar van stapel gelopen. Einde jaren tachtig hield de werf op te bestaan. Er werd een aannemingsbedrijf gevestigd Hartol genaamd. Ter herinnering en uit respect voor het verleden, heeft de huidige eigenaar, de heer van Tol, een scheepshelling intact gelaten. Een mooi gebaar." [bron: fol. J van Rijn] | Koeleman, Gerardus (I50154)
|
21 | "genannt Pöler" | Schulte, Johann Heinrich (I2179)
|
22 | "Gerrit Fokkes vertrok op donderdag 8 december 1898 met zijn gezin vanuit de gemeente Stompwijk naar Naaldwijk. In die plaats is niet expliciet aangegeven wanneer zij daar arriveerden, maar veel verschil zal dat niet uitmaken. Buiten zijn vrouw en de drie in Stompwijk geboren kinderen, werden zij vergezeld door zijn moeder de weduwe Elisabeth Fokkes-Westgeest en een jongere broer van hem genaamd Henricus Cornelis Fokkes. Zijn aanvankelijke terugkeer in 1895 naar Stompwijk heeft als vermoedelijke reden dat hij zijn moeder ging bijstaan bij het boerenbedrijf omdat zijn vader kort daarvoor overleden was. Daar lijkt toch iets misgegaan te zijn want 3 jaar later vertrokken zij naar Naaldwijk. Bovendien hebben alle leden van het gezin van Hendrik Fokkes en Elisabeth Westgeest niet alleen de woning aan de Westvliet maar zelfs de plaats Stompwijk verlaten omstreeks dezelfde tijd. merkwaardig is nog dat Gerrit Fokkes in de trouwakte nog landbouwer wordt genoemd en bij zijn vestiging aan de Heerenstraat 34 te Naaldwijk 3 jaar later als tuinarbeider werd beschreven, overigens al snel gevolgd door: 'beroep winkelier'. Dat maakt het vrijwel zeker dat gerrit Fokkes geen zelfstandige boer is geweest en vermoedelijk zijn zijn voorouders, met uitzondering van zijn vader, dat evenmin geweest. Het was destijds gebruikelijk dat werknemers in de land- en tuinbouw, die nooit een ander beroep hadden uitgeoefend, ook aan te duiden met bouwman of tuinier, Alleen stond er achter 'beroep of middel van bestaan' een O, ondergeschikte dus." Op woensdag 17 juli 1907 verschenen voor notaris Willem Lagerweij te Naaldwijk de volgende personen: I. Theodorus Brico en Hubertus Brico en II. Robertus Hendricus van Schalk. Allen kooplieden, wonende te Delft. Zij verklaarden bij dezen te hebben verkocht en mitsdien in volle eigendom te hebben overgedragen aan den Heer Gerardus Fokkes, winkelier wonende te Naaldwijk, die verklaarde te hebben gekocht en in koop aan te nemen: „Een huis, -waarin kruideniersaffaire en slijterij in sterke dranken wordt uitgeoefend, met pakhuis, erf en tuin aan de Heerenstraat te Naaldwijk, kadastraal bekend Gemeente Naaldwijk Sectie A nommer 1692, groot drie aren zeven en negentig cenïiaren, (ofwel 397 m2). Zo weten dan precies wat hij deed voor de kost want het bevolkingsregister houdt het hooguit op 'Winkelier'. Na een ware rijstebrij van ambtelijke termen, o.a. hoe de verkopers zelf in het bezit van het perceel waren gekomen, is het belangrijkste gegeven dat een en ander verkocht werd voor het bedrag van ƒ 7.000, waarbij de verkopers verklaarden dat zij daarvan inmiddels ƒ 2.000 hebben ontvangen. De koper verklaarde dat het restant van de koopsom zal worden betaald binnen vijf dagen na heden. Dat hem dat gewoon onmogelijk was blijkt uit twee hypothecaire akten die een week later passeerden bij dezelfde notaris. In de akte nr. 110 van 24 augustus 1907 verklaarde Gerardus Fokkes een bedrag van f 3.000 schuldig te zijn wegens geleend geld aan de tuinder Wilhelmus Gerardus Verheul en zijn zuster Helena Maria Verheul, beiden wonende te Naaldwijk. De akte nr. 111 op dezelfde dag maakt duidelijk dat de verkopers weer waren verschenen, om 2 hypotheken te accepteren die door Fokkes waren gevestigd op zijn juist verworven bezit, ja zo heet het officieel, ten gunste van Robert Hendricus van Schaik voor een bedrag van ƒ 1.100 en ten gunste van de gebroeders Brico uit Delft, samen voor een bedrag van ƒ 900. Zo komen we alles opgeteld weer op de ƒ 7.000 die hij moest betalen. Van de vele bedingen in de akten is de belangrijkste wel dat de rente over de leningen 5% bedroeg. De betalingen van aflossingen en renten dienden halfjaarlijks te geschieden tot het tijdstip dat de schulden vereffend waren. Een paar aardige voorwaarden zijn dat de terugbetalingen van aflossingen en renten dienden te geschieden in 'gangbaar Nederlands geld' en in handen en tegen kwitantie van de debiteuren, cash noemen zij dat tegenwoordig. Gerrit Fokkes arriveerde eind 1898 te Naaldwijk. Het adres was meteen aan de Heerenstraat en hij was winkelier, daarom staat vast dat hij het pand eerst gehuurd heeft. Het reeds lang verdwenen pand stond aan de Herenstraat bij hetWilhelminaplein op de plaats van de huidige ingang van het winkelcentrum 'De Tuinen', tussen het voormalige gemeentehuis en eht winkeltje van de dames Vollebregt. Hoewel de Vollebregten en de Fokke's vrijwel buren waren te Naaldwijk, was de echtgenoot van zijn jongste dochter afkomstig van de derde generatie weer te Monster gevestigde Vollebregten." [bron: "De familie Vollebregt-Fokkes 1690-2006"] | Fokkes, Gerardus (I32723)
|
23 | "Hallo Sonja , ik heb met Gé jarenlang vanaf de begin jaren tachtig tot half jaren negentig gebokst bij boksvereniging Westland in Naaldwijk. Later ben ik nog vogelaar geworden en Ge ook. Op de boksschool en ook jaren later heb ik als stadse jongen met Ge heerlijke gesprekken gehad over allerlei kleine en grote dingen die op onze aardbol afspelen. De gesprekken sloegen van links naar rechts met keiharde lachsalvo’s en dan weer even naar serieus. Ik ben blij dat ik Ge als lieve nuchtere Weslandse jongen in mijn leven heb mogen ontmoeten. Ik wens iedereen die Ge lief heeft gehad, heel veel kracht en sterkte met dit grote verlies. Gr Jack uit Delft". | Vollebregt, Gé (I115923)
|
24 | "Hebben Bartholomeus Hoogwerff, j.m. en Maartje Kroon, J.d., beijde gebooren en woonende alhier hun aangegeeven onder de classis van drie guldens, dus voor beijden f 6,-...." | Gezin: Bartholomeus Hoogwerff / Maartje Kroon (F1673997486)
|
25 | "Heden den Dertigsten Julij des Jaars agttienhonderd Een en Twintig Compareerden voor Joachimus George le Sage ten Broek, openbaar notaris resideerende te Loosduinen, Canton Naaldwijk etc. Hendrik Volbrecht, meester broodbakker woonende te Monster. Te kennen gevende genegen te zijn om onder zijne natelatene goederen te beschikken en hebbende daartoe de vereischte bekwaamheid, als zijnde gezond van ligchaam en zielsvermogens gelijk uiterlijk bleek, verzoekende aan ons notaris zijne uitersten wille in geschrift te brengen. Ik geef en legateer aan mijnen huisvrouw Jannetje Aalsburg al dat gene waar onder de wet mij toestaat ten haren voordeden te beschikken te weeten een kinds gedeelte". [bron: De familie Vollebregt-Fokkes 1690-2006] | Volbregt, Henricus Joannes (I11602)
|
26 | "Henk Vollebregt, vestigde zich op 20 oktober 1935 als tuinder te Honselersdijk aan de Middelbroekweg 58a. Voor die tijd werd hij beschreven als tuinarbeider (bij zijn vader in dienst). Zij was voor haar huwelijk als dienstbode werkzaam bij de familie Kester aan de Boschlaan te Naaldwijk en daarna enige jaren bij een familie Van den Ende aan de Molenweg te Monster, op 17 juni 1932 vertrok zij weer naar haar ouders aan de Havenstraat 18 te Naaldwijk. In 1969 verkocht Henk zijn tuin aande Middelbroekweg aan zijn zonen Kees en Henk. Min of meer toevallig en zeker ook om wat omhanden te hebben ging hij zich bezighouden met de bemiddeling bij de koop en verkoop van tuinbouwbedrijven. Omdat hem daarvoor de kennis van de administratieve zijde ontbrak, ging hij een samenwerking aan met Jan Barten die op dat gebied als L.T.B-medewerker deskundig was. Zij richtten samen het bedrijf 'VoIlebregt-Barten' ofol. In 1978 trok hij zich terug als eigenaar, vennoot van dat bedrijf, waarna zijn functie werd overgenomen door zijn zoon Kees. Dat Henk Vollebregt aan de basis staat van het idee om als bemiddelaar op te gaan treden bij de koop en verkoop van tuinbouwbedrijven, met uiteindelijk gevolg dat onder zijn zoon Kees in samenwerking met Jan Barten het bedrijf uitgroeide tot een goed lopende onderneming met een flink personeelsbestand, blijkt nog eens uit de advertentie die zij plaatsten bij het overlijden van Henk Vollebregt, zie eerder. Veel van 's mans streven is vermoedelijk terug te voeren op het feit dat hij lichamelijk gehandicapt was. Hij werd in zijn jonge jaren regelmatig uitgejouwd door zijn leeftijdgenoten voor 'manke’ en 'kreupele' en dat bewerkstelligde bij hem de aperte wil om dan in ieder geval maatschappelijk te slagen in het leven. De Vollebregten blijken hun kerkelijke activiteiten uitgeoefend, c.q. bedreven te hebben in of bij de St. Andreasparochie te Kwintsheul. Gevoelsmatig voelden zij zich daarom 'Heulenaars'. Bij het overlijden van zijn moeder, die opgebaard lag ten huize van het echtpaar Vollebregt-Fokkes, werd dan ook vermeld dat zij woonden te Kwintsheul. Maar; de Vollebregten woonden in de gemeente Naaldwijk, dus moeten zij tot de Honselersdijkers worden gerekend. Voorheen behoorde inderdaad een flink gedeelte van het kerkdorp Kwintsheul tot de gemeente Naaldwijk. De grens liep zelfs tot in de onmiddellijke nabijheid van de huidige RK-Kerk, daar stond ooit een tol waar voetgangers als enige vrije doorgang hadden. Op l januari 1957 is het door drie gemeenten verdeelde dorp aan de gemeente Wateringen toegevoegd, daar behoorden de Vollebregten ech¬ter niet toe! Zij bleven wat zij waren; Naaldwijkers, zeg Honselersdijkers. Opmerkelijk is ook dat meerdere generaties Vollebregt steeds wisselden van woon¬plaats tussen de gemeenten Monster en Naaldwijk. [bron: De familie Vollebregt-Fokkes 1690-2006] | Vollebregt, Hendricus Hubertus Petrus (I32728)
|
27 | "Het bevolkingsregister van Monster van 1829 vermeldt dat Johannes Cornelius Vollebregt R.C. van religie was, dat hij bakker van beroep was, dat hij aan het Westeinde te wijk A op nr. 64 woonde, de latere Herenstraat. Verder kunnen we zien dat hij op 11 februari 1833 naar Naaldwijk vertrokken is. In de Naaldwijkse versie kunnen we zien dat hij daar een bakkerij betrok in de Langestraat, dïe later werd herdoopt tot Heerenstraat en Herenstraat. Zijn bedrijf was gevestigd op de plaats van het latere Herenmodebedrijf met dezelfde naam, zij zijn dan ook zijn nakomelingen. Alle kinderen zijn in Naaldwijk geboren, zijn zonen Wilïem en Joris werden eveneens bakker. Hij had omstreeks 1870 niet minder dan 5 bakkersknechten en 3 dienstboden inwonend in dienst. Goed geboerd, (gebakken) klaarblijkelijk! Op 19 april was hij naar het kantoor van notaris Gerrit Tijdeman te Naaldwijk getogen teneinde een schuldbekentenis op een hypothecaire lening over te nemen van en ten gunste van de tuinder Leendert Dirkszoon van den Berg. Het handelde om een bedrag van ƒ 1.200 ten laste van de schoenmaker Arnoldus van Alphen die zijn: 'Huis, wijk A nr 209, schuur en verder getimmerte, erve en werf in de Molenstraat te Naaldwijk' als onderpand had gesteld. In gewoon Nederlands stond er verder in dat de hypotheek allang afbetaald had moeten zijn, maar dat de hypotheekgever (de geldlener dus) tot dusverre in gebreke was gebleven. Mocht de schoenmaker helemaal niet kunnen afbetalen dan werd de woning mettertijd het eigendom van Jan Vollebregt. Het zou zo maar kunnen dat hij in navolging van zijn vader alvast een onderkomen voor zijn oude dag in het vooruitzicht heeft gehad." [bron: De familie Vollebregt-Fokkes 1690-2006] | Vollebregt, Joannes Cornelius (I11608)
|
28 | "Hij had zich al voor zijn huwelijk op 9 februari 1898 te Wassenaar gevestigd, daar is de oudste zoon van zijn totaal 9 kinderen geboren. Op 27 februari van het jaar 1900 vestigde hij zich als tuinder te Naaldwijk te Wijk B op nr. 128, na diverse hernummeringen bleek dat aan het Monstersepad op nr. 16 te zijn aan de overzijde van de scheepmakerij van Van Waveren, men had aanvankelijk alles van de brug bij de Hoge Geest tot het Monstersepad bij de Gantel maar simpelweg Geestweg genoemd en later alles Baakwoning. Daar werd als eerste zijn zoon Willem geboren op 13 november 1900, die op zijn beurt de vader zou worden van de bekende architect Max Vollebregt te Monster. Op 7 november 1941 vertrok hij naar de Poeldijkseweg 46 te Monster, hij kreeg daar van de bezetters het 'Ausweis' nr. 8379 uitgereikt, zijn zoon Ben heeft toen de tuin overgenomen." | Vollebregt, Hubertus Wilhelmus (I30237)
|
29 | "Hij was broodbakker van beroep en enige jaren later mocht ook hij de titel Meester Broodbakker voeren. Hij was zijn werkzame leven begonnen als inwonende bakkersknecht bij zijn gelijknamige oom Johannes Cornelis (Jan) Vollebregt te Naaldwijk. Hij was vanaf de huwelijksdatum gevestigd als broodbakker te Kwintsheul in een bakkerij aan de Kerkstraat wijk D nr. 18 die hij vlak voor zijn huwelijk had gekocht van Hendrik van Leeuwen uit Wateringen. Op l mei 1860 verkocht hij ten overstaan van notaris Gerrit Tijdeman: 'Eene huizing ingerigt en wordende zich daarin de broodbakkers- en winkeliersaffaire uitgeoefend, benevens annex woonhuisje schuur, of pakhuis, erfbleekveld en tuintje, staande en gelegen te Kwinïsheul, gemeente Monster', voor een bedrag van ƒ 3.000 aan zijn neef Willem Vollebregt uit Naaldwijk- Hij kocht op dezelfde dag van zijn oudoom Theodorus Tetteroo, tuinder te Monster, een woonhuis met erf schuur en tuin aan de zuidzijde van de Choorstraat nr. 202 voor een bedrag van ƒ 3.500. Zijn oostelijke buur was Comelis Thoen en omdat de familie Thoen eigenaar was (geweest) van de grond van de gehele oostelijke Choorstraat, kan het al niet anders zijn dan de bakkerij tegenover de huidige Rembrandtstraat, die later in bezit is geweest van de families Bol en Schalke. Hij keerde terug naar Monster naar de Choorstraat, later wijk A nr. 215 en daarmee was er weer een bakker Vollebregt in Monster werkzaam. Op l juni 1880 vertrok hij met zijn gezin, om onbekende reden, naar 's-Gravenhage. Hij had de bakkerij verkocht aan Jacob van der Bol, bakker geboren te Loosduinen. Zijn oudste zoon, die bij Van der Bol in dienst was, stierf in 1899 en hij zelf een jaar later te 's-Gravenhage, dat betekende het definitieve einde van de bakkers Vollebregt te Monster. De bakkerij van zijn grootvader was al jaren eerder in andere handen overgegaan zoals we zagen. [bron: De familie Vollebregt-Fokkes 1690-2006] | Volbregt, Johannis Cornelis (I30184)
|
30 | "in de huwelijcke Staat bevestigt ten overstaan van Dirck Aertz. en Cornelis Woutersz. geswoorene van Stolwijck" | Gezin: Nanne Dirkse Buurman / Cornelia Ariens Aartse Trets (F1673972557)
|
31 | "in de maand van maij deses jaar 1776 te Sybec komen inwonen Albert Stroet kleeremaker komende van Schagen en heeft aan Burgermr. versogt om een burger te mogen en inwoner zijn is hem gewijgert laat hem bij Sijtje Annes in de kost besteet doch Sijtje is ' t volgende jaar 1777 op 3 April komende te overlijden heeft deselve Albert Stroet een wonig gehuurt van Volkert Laan is daar gaan woonen en is geen burger. dient dit voor memorie". (Archief Sijbekarspel Jb. Portegijs Benningbroek) | Stroet, Albert (I2460)
|
32 | "In het bevolkingsregister valt op 28 november 1870 te zien dat Hendricus Vollebregt toen 'Hoofd' van het gezin was. Tot l juli 1869 woonde Adolf Barendse een broer van Cornelia bij haar in als inwonende knecht. Het kind Theodorus, dat maar 2 maanden oud werd, staat er niet meer bij. De optekening moet dus van na 1876 zijn. Zijn naaste buren daar waren Pieter van Gulik, zaakwaarnemer, Hendrik van den Berg, tuinier en Angelinus Franke, metselaar. In 1880 vestigden zij zich aan de Zwartendijk. Daar werden nog eens 8 kinderen geboren. Omdat de registers om de 10 jaar werden opgemaakt, is niet precies bekend wanneer zij naar de Zwartendijk verhuisd zijn, maar in ieder geval woonden zij op 10 juli 1880 al te wijk A nr. 542, omdat toen een zoon geboren werd en in de aangifte het bovenstaande wijknummer werd vermeld. Na enkele wijzigingen tenslotte in 1900 vernummerd tot huisnummer Zwartendijk 34 te Monster. Aan de rechterzijde op nr. 36 in hetzelfde pand woonde de tuinder Leendert Ruinard in de voormalige schuilkerk. De woning staat op nauwelijks 50 m. verwijderd van de Gantel. De woning was een kleine eeuw voordien al bewoond geweest door zijn oudtante Maria Vollebregt en haar man Pieter Thoen, terwijl zijn zoon Jan, die in 1903 getrouwd was, naast hem woonde op nr. 32, enige honderden meters dichter in de richting Monster. Op vrijdag 20 november 1908 lieten zij een wederzijds testament opmaken waarin zij beiden hun wederhelft tot enige erfgenaam benoemden. Die clausule, die tegenwoordig wel 'Op de langst levende' wordt genoemd, was toen vrij uniek. Daar was Henk Vollebregt overigens niet te vroeg mee, want precies 6 weken later overleed hij. Waarschijnlijk was hij al ziek, omdat de notaris de akten liet passeren 'ten huize van de 'testateurs'. Als getuigen traden op Henk Nederpelt zijn overbuurman en Leendert Ruinard zijn naaste buur. De notaris heeft ogenschijnlijk zijn best gedaan om de tekst zo onbegrijpelijk mogelijk op te stellen, getuige het volgende fragment uit zijn testament; die van haar was exact hetzelfde: A. Te legateren aan zijne bovengenoemde echtgenote de onroerende en roerende goederen, benevens den inboedel welke hij zal komen na te laten, mitsgaders zijn aandeden in die onroerende goederen in inboedel, welke zullen blijken gedeeltelijk tot zijne nalatenschap te behooren en zulks de goederen of dien aandeden gezamenlijk of zooveel daarvan als zij zal goedvinden; onder voorwaarde dat de waarde van al hetgeen zij uit dit legaat aanvaarden zal, daaraan toegekend overeenkomstig de regelen bijde wet op boedelscheiding vastgesteld, door haar in die nalatenschap zal worden ingebracht, hetzij door storting in gereed geld, hetzij door zich die waarde, in verrekening met hetgeen haar in die nalatenschap zul bekomen, te doen aanbedeelen. In ieder geval valt hieruit op te maken dat zij in gemeenschap van goederen waren getrouwd en dat is opmerkelijk, omdat haar inbreng in het huwelijk tenslotte de tuin was van haar eerste echtgenoot. In de burgerlijke huwelijksakte heette zij 'tuinierster' te zijn, maar er zijn geen huwelijkse bijlagen die reppen over 'huwelijken voorwaarden', zoals dat destijds genoemd werd. De echtelieden hadden waarschijnlijk genoeg gehad aan de volgende frase: B. Te benoemen tot zijne eenige en algeheele erfgename in alles wat hij na den dood ontruimen en nalaten zal en waarover hij op het oogenblik van zijn sterven volgens de alsdan bestaande wetgeving de vrije beschikking te haren behoeve hebben zal, zijne bovengenoemde echtgenoote". [bron: De familie Vollebregt-Fokkes 1690-2006] | Vollebregt, Hendricus (I30199)
|
33 | "In maart 1945 gebombardeerd in het Bezuidenhout en kregen een voltreffer op ons huis. Niets is er over gebleven van fotoboeken, oude correspondentie, etc. et. etc." [bron: zoon Johannes Josephus de Jong] | de Jong, Joannes Petrus Quirinus (I76979)
|
34 | "Joris Vollebregt zette het bedrijf van zijn vader voort. Het bevolkingsregister toont dat hetzelfde personeel als bij zijn vader bij hem in dienst was, waaronder zijn neef Nicolaas (Klaas) Vollebregt uit Monster. De bakkerij was gevestigd aan de Langestraat te Wijk A op nr. 174, omstreeks 1910 gewijzigd in Herenstraat 24 en dan 22. Na zijn dood stonden zijn weduwe van Kampen en 2 dochters geboekstaafd als 'Modiste', de dochters dreven een winkeltje in hoeden en aanverwante artikelen in de Herenstraat, waar nu een bankgebouw staat. De enige zoon van Joris, -Leonardus - zette aanvankelijk het bedrijf voort, zijn echtgenote Maria Wennekers werd voor de huwelijksdatum 'Naaister' en na haar huwelijk omstreeks 1933 in de registers 'Manufacturierster' genoemd, zij was dus los van haar echtgenoot al winkelierster. Kort daarop, maar in ieder geval ruim voor de tweede wereldoorlog zette hij een punt achter zijn bakkersleven en begon hij een herenmodebedrijf. Leendert Vollebregt geldt als de stichter, maar het is wel duidelijk dat zijn vrouw de initiatiefneemster van het herenmodebedrijf is geweest. Zij stond bekend als een tante die je wel om een boodschap kon sturen. Hij stond ook bekend, maar dan als organist van de RK-kerk te Naaldwijk." [bron: De familie Vollebregt-Fokkes 1690-2006] | Vollebregt, Georgius (I30204)
|
35 | Tenminste nog één levende persoon is verbonden aan deze aantekening - detailgegevens worden niet weergegeven. | Levend (I38627)
|
36 | "Laet na sijn vrouw en mundige stiefkinderen in de Ganssteegh". Op 05.05.1724 verklaart de procureur (notaris) Abel de Coole "dat de overleede geen onmondige kinderen off erffgenaemen haden naegelaten". in de Nicolaïkerk | van Bemmel, Herman Fransen (I13661)
|
37 | "Lena heeft gedurende de ziekte van haar moeder vele jaren het huishouden in het ouderlijk huis bestierd en is vervolgens van 1935 tot 1962 als huishoudster werkzaam geweest bij de heer L.Valkenburg te Delft. Na diens dood is zij haar verdere leven in Delft blijven wonen. Zij nam in de familie in centtrale plaats in. Samen met haar zuster Mien werden de twee in de familie aangeduid als 'de duifjes'. " [bron: Lenie Vollebregt] | Vollebregt, Helena Theodora (I11678)
|
38 | "Met grote verslagenheid hebben wij kennis genomen van het plotselinge overlijden van Pierre Rijneveen. Pierre is meer dan 25 jaar met zeer veel inzet en vakkundigheid, maar vooral met de hem zo kenmerkende betrokkenheid en collegialiteit aan ons bedrijf verbonden geweest. Wij zullen Pierre missen. Onze gedachten gaan uit naar Irene en Pascal. Directie & Medewerkers van GTI Koudetrechniek bv, Zoetermeer" | Rijneveen, Pierre (I69118)
|
39 | "Mijn betovergrootmoeder Gertrudis Reurings (geb. 1841; echtgenote van o.a. Peter Lamers (1835-1871) is niet overleden te Den Haag d.d. 1 febr. 1886; zulks niettegenstaande dat alle verdere informatie over haar persoon in de betreffende overlijdensakte uit 1886 juist is. Bij het huwelijk van haar dochter Willemina Maria Lamers met Cornelis Johannes van Ham d.d. 3 aug 1887 te Gouda is zij aanwezig. Haar handtekening bij die akte is identiek aan haar handtekening in andere aktes (cf. haar huwelijksakten uit 1871 en 1875). Er moet derhalve sprake zijn geweest in 1886 van al of niet opzettelijke identiteitsverwisseling. Het verklaart tevens waarom zij later nog, in 1890, in de politionele registers vermeld wordt. Tot nog toe haar werkelijke overlijdensdatum niet gevonden door mij". [bron: Wim Heijnen; 08-12-2016] In de (1e) overlijdensakte van Gertrudis Reurings staat vermeld, dat haar echtgenoot, Petrus Antonius Theunis, 'afwezig' is. overlijdenskate 02-02-1886; [bron: BS 's-Gravenhage akte 307] De aangevers zijn: Cornelis van Rhee, hoofdagent van politie te 's-Gravenhage, 36 jaar en Willem Fredrik Neukirchen, agent van politie te 's-Gravenhage, 32 jaar. Bij het huwelijk van haar dochter Willemina Maria Lamers op 03-08-1887 is zij echter aanwezig en dus nog in leven. Zij ondertekent de huwelijksakte met G ruerings. In haar overlijdensakte is er kennelijk sprake van een al dan niet moedwillige persoonsverwisseling.... In 1890 staat zij nog vermeld in het Algemeen Politieblad met haar leeftijd van 49 jaren. Op de 2e overlijdensakte wordt zij Geertruida Reurens genoemd en zijn haar ouders Petrus Reurens en Maria Meijers en is zij 53 jaar oud.... | Reurings, Gertrudis (I46)
|
40 | "Mijn moeder werd dus geboren op 24 september 1890 en werd Mientje, Mien, of Mina genoemd. Zij woonde toen op de 3e Kade, een zijstraat van de Karnemelksloot, die sinds 1827 de 3e Kade werd genoemd. Mijn grootvader had een schitterend handschrift en hierdoor was hij meer dan eens gevraagd als schrijver op een kantoor maar hij vond de wasserij gezelliger. 'Je afgod', zei mijn grootmoeder dan want de wasserij was hem alles. Zondagsavonds moest dan de stoomketel worden opgestookt zodat de andere dag er weer eens flink gewerkt kon worden, 12 uur werken was destijds heel gewoon. Hij verdiende goed want hij had in die jaren fl 11,- per week ( zo rond het jaar 1900). Ter vergelijking bij anderen verdiende een "Kaarsenfabrieker" 6 a 7 gulden per week. In ieder geval werd in deze Rooms Katholieke familie elke Vrijdag vis gegeten. Als klein meisje had mijn moeder dan niet zo'n trek in vis en dan ging ze naar een vriendinnetje waar dan een bal gehakt bij het eten was. Die vader liet zich de vis goed smaken! Mijn moeder volgde het lager onderwijs op de RK school aan de Peperstraat en waarzij haar vriendin voor het leven Stien IJpelaar ontmoette. Zij herinnerde zich ook nog de verhalen uit haar kindertijd toen zij zo'n jaar of 6 was en een paar van die verhalen gingen over de Koning Willem III. Een van de buren vertelde dat de koning op werkbezoek was bij de pijpaardewerkfabriek van Goedewaagen. Een van de werklieden schoot de koning aan en zei: Sire, mijn vrouw heeft nog met U gedanst!Stil, zei de koning en gaf hem een gouden tientje. Dat was heel wat in die tijd! Mooi verhaal. Een ander verhaal was met de begrafenis van de koning in 1896. Zijn stoffelijk overschot zou via Gouda vervoerd worden van "Het Loo" in Apeldoorn naar het praalgraf in de Nieuwe Kerk in Delft. Mijn moeder ving toen het verhaal op van mijn grootmoeder die aan de kletsende buurvrouwen vroeg of zij nog gingen kijken naar die koninklijke trein. "Nee Jans", had een van die vrouwen gezegd: "Ik ga niet kijken naar iemand die al verrot in de kist ligt"! Er werd in die tijd besmuikt gepraat over de koning die een aandoening had als gevolg van een scabreuze leefwijze. Mijn grootmoeder hield er van zo om de 2 jaar te verhuizen en dan werd mijn grootvader op zijn werk verwittigd met de mededeling: "Helmus, vanavond eet en slaapje daar"! Dan haalde zij met een paar buurvrouwen een handkar en op die manier werd er dan verhuisd. Overal in Gouda hadden zij gewoond en zo ook in de destijds doodlopende Tuinstraat die destijds de "zak" werd genoemd. (Mogelijk afgeleid van Cul de Sac uit de tijd van de Franse overheersing) Een kennis van mij, schoenmaker van Maaren uit de Vijverstraat wist dit nog in 1960 te herinneren, want er stond een bordje voor het raam met de aankondiging "Hier wast men en strijkt men" want mijn grootmoeder had daar een fïjnstrijkerijtje Toen de le Wereldoorlog uitbrak woonde de familie op "Achter de Vischmarkt" nr 90 in Gouda en dat is zo gebleven totdat mijn moeder trouwde in 1921. Op die manier is mijn moeder wel 17 keer verhuisd. Mijn grootvader is in 1920 overleden na een ziekbed van ongeveer 6 jaar en werd door mijn moeder verpleegd. Zij hield ontzettend veel van haar vader die de een of andere huidziekte aan de armen had, die hoogstwaarschijnlijk verkregen was door het jarenlange werken met de diverse soorten wasmiddelen in de wasserij. Hij rookte graag een sigaartje in bed en zo was hij in slaap gevallen totdat mijn moeder een flinke rook uit de bedstee zag wegtrekken. Gelukkig goed afgelopen. Wanneer hij ziek geworden is, is niet bekend. Dit moet na 1912 geweest zijn, want toen is de hele familie naar Nederweert geweest. Na een lange reis van 2 dagen door o.a. België met de stoomtrein kwamen zij daar aan en toen was er een geweldig feest op de boerderij van de familie Lehaen. De boerderij was zelfs voorzien van een oven voor het broodbakken! Mevr. Lehaen was een zus van mijn grootvader Helmus. Alle familieleden uit Staat, Budschop, Ospel, Nederweert en ook uit Neerpelt (Belgie) waren aanwezig. Tot in lengte van jaren heeft mijn moeder gesproken over deze ervaring. Het bleek ook dat er verscheidene familieleden van de familie Lehaen in het klooster waren ingetreden, dan wel hun priesterwijding hadden gehad. Neef Matthieu was op de RK Missie in Roskilde (Denemarken) en zorgde als kloosteroverste voor het geestelijk welzijn van de rondtrekkende seizoenarbeiders, die uit Polen en Rusland kwamen. Zijn taalschat werd op die wijze verrijkt met in totaal 8 of 9 talen. Het scheen een innemende man te zijn, die ook van tijd tot tijd in Gouda kwam en tegen zijn oom zei: "Oom Helmus, we gaan een biertje pakken" en dan gingen ze naar "Het Schaakbord". Dat was destijds een bekend middenstandscafé op de Kleiweg in Gouda. Neef Matthieu is als gevolg van een cholera-epidemie in 1912 overleden in Roskilde en ligt aldaar begraven in de kloostertuin van zijn orde. Een andere neef van de familie uit Neerpelt was zelfs bisschop geworden in Belgisch Congo en werd nog gesignaleerd op een begrafenis in 1985 van Ansic Sieben. Ook was er nog een neef ingetreden bij de Cistercencier kloosterorde in Echt. Hij was daar leraar Engels voor de opleiding van de priesterstudenten en had een zwijgplicht binnen het klooster tot aan zijn 65ejaar. Buiten het klooster gold de zwijgplicht niet en dan was het een feest om de tandarts te bezoeken, want dan mocht er gepraat en gerookt worden. Mijn moeder heeft hem nog een paar keer bezocht. Dat moet zo omstreeks 1965 zijn geweest. Een neef van de familie Lehaen, die mijn broer Wim had ontmoet tijdens een familiebezoek in het kader van het stamboomonderzoek, bevestigde het verhaal van het grote feest in 1912. " (tekst van haar zoon... Busker) | Knapen, Wilhelmina Johanna (I25188)
|
41 | "Om te weten te komen wanneer er bijvoorbeeld verhuizingen plaatsvonden biedt een hypotheekakte een unieke kans om meer te weten te komen. Op 16 maart 1903 verschenen voor notaris Willem Lagerweij te Naaldwijk: Theodorus Josephus van der Knaap, Philippuszoon, tuinder aan de Zwartendijk te Monster, die verklaarde te hebben verkocht en in volle eigendom te hebben overgedragen aan en ten behoeve van: Johannes Cornelis Vollebregt, tuinder, wonende mede aldaar, die verklaarde in koop te aanvaarden: Een perceeltje grond aan den Zwartendijk onder de gemeente Monster, kadastraal bekend in sectie H onder het nummer 778, groot eene are acht en zeventig centiaren; waarop door den kooper voor diens rekening met toestemming van den verkooper aangevangen is met de stichting van een woonhuis, waarvan de opstal alzoo niet onder het verkochte is begrepen. Na een lange opsomming van bedingen en voorwaarden, zoals o.a. hoe de verkoper in het bezit van de grond was gekomen, wordt aan het einde vermeld dat de koper ƒ 210 moest opbrengen en dat de verkoper verklaarde dat hij die koopsom reeds uit handen van de koper had ontvangen. Een klein sommetje leert dat ƒ 210 gedeeld door 178 m2 resulteert in een prijs van ongeveer ƒ1,18 per m2 en dat was voor de toenmalige maatstaven niet eens goedkoofol. Maar er is meer! Op 1 november 1903 vestigde hij een hypotheek op zijn pas verworven bezit ten behoeve van 'Zijne tante Clasina Johanna Vollebregt', zoals het officieel heet, winkelierster, wonende aan de Herenstraat te Naaldwijk, voor een som van ƒ 1.550. Uit de lange lijst met voorwaarden zijn er twee vermeldenswaard. A, dat de rente 4,5 % bedroeg en B, dat tot zekerheid van de betalingen als onderpand diende: 'Een huis, erf en grond aan de Zwartendijk te Monster Sectie H, nr. 778'. Het huis, destijds genummerd 32, staat schuin aan de overzijde van de Papelaan. Zijn vader overleed in 1909, het ouderlijk huis aan de Gantel werd nog slechts bewoond door zijn moeder en zijn jongere broer Hein, die de tuin van zijn vader had verkregen en die pas op 47-jarige leeftijd in het huwelijk trad." [bron: De familie Vollebregt-Fokkes 1690-2006] | Vollebregt, Johannes Cornelis (I30262)
|
42 | "Ondergeteekende heeft de eer zijne Geabonneerden en begunstigers te berigten, dat hij den Persoon van J. Vollebregt uit zijnen dienst heeft ontslagen en den heer A. meere, en in overeenkomst met diens zaak, als Stemmer heeft aangesteld; belovende in alles een exacte bediening. H.D. Lindsen, Orgelmaker. Utrecht, den 8sten Julij 1844". [Bron: krantenknipsel] | Vollebregt, Johannes Josephus (I7277)
|
43 | "Op huijden de 1e November 1730 compareerde voor mij Cornelis Schippers, openbaar notaris bij den Hove van Holland geadmitteerd binnen Berkel en Rodenrijs renderende en voor de naar genoemde getuijgen Jan Reijneveen, als in huwelijk hebbende Cornelia Cornelis Crooneveen en woonagtig aan de Oude Leede onder de Ambagte van Pijnakker te kennen gevende hoe dat zijn comparanten gemelde vrouws oom Arij Willemse de Wit bij desselfs testamentaire dipositia gepasseert voor den notaris Philippus de Custer en sekere getuijge binnen de stad Rotterdam in dato den 8e april 1728 tot zijne erfgenamen heeft genomineert ende geïnstrueert Jan Pieterse Westermeer, getrouwt met Maria Pieters van Rijt, Cornelia Pieterse Westermeer, getrouwt met Pieter Janse Tetro, Cornelia Cornelis Crooneveen, getrouwt met hem comparant, Anna Cornelis Crooneveen, getrouwt met Dirk Janse van Eijk, Cornelis Cornelisse Krooneveen, getrouwt met Maria Cornelis Veenman, Magteltje Cornelis Crooneveen, getrouwt met Leendert Paulusse Verhage ende Maria Cornelis Crooneveen, getrouwt met Pieter Willemse Ouweneel; alle tesamen bij egale portie ende gelijke delen onder andere op conditie ende met dese last dat sijn testateurs gemelte seven erfgenamen gehouden sijnuijt te keren ende voldoen aan Dirk van Eijk ofte aan Cornelis Cornelis Crooneveen, ofte aan Hem comp(arant). IJders portie van drie gulden en twaalf stuijvers alle weken tot onderhoud van sijn testateurs broeder Cornelis Willemse de Wit, soo lange denselven sal leven en op desselfs overlijden ieders portie van een hondert guldens daar voor den voornoemde Cornelis de Wit sal werden moeten begraven welk testament den voorn(oemde) testateur metterdaad metterdood heeft geconfirmeert ende bekrachtigt. En also de gezamenlijken erfgenamen bereijts hadden versogt de roerende en onroerende goederen ende dat deselfde erfgenamen binnen korte den geheele inboedel en naarlatenschap souden te schiften, scheijden en verdeelen ende een ijgelijk sijne portie te ontfangen soo hadden de voornoemde Cornelis Willems de Wit, de gesamenlijke erfgenamen af/of(?) doen vragen ieder en sijn regard hem de …. Securiteit soude hebben gegeven het sij met reeële verband van eenig effect, ofte met sufficente personeele borg, ofte dat den voorn(oemde) de Witt andersints genootsaakt soude sijn arrest op den voors(eijde) boedel naarlatenschap te doen, en de interdictie tegens het scheijden en verdeelen van dien. Dienvolgende verklaarde hij comp(arant) bij desen in gevolge van den voors(eijde) testamente te beloven ende aan te nemen een geregt sevende part maandelijks te sullen voldoen ende betalen in de voors(eijde) drie gulden twaalf, sijnde voor sijn comparanten portie, ses en twintig gulden vijftien jaarlijks aan den voorn(oemde) Cornelis de Witt sijn leven lang gedurende. Sullen de den voorn(noemde) de Witt de voor(noemde) penningen konnen en moeten ontfangen bij Dirk van Eijk, belovende dat hij comp(arant) insgelijks desselfs sevende part te sullen voldoen op het overlijden van den voorn(oemde) Cornelis de With in een somma van hondert gulden sijnde voor sijn comp(aranten). (Poritie?) veertien gulden vijftig, twaalf penningen, waarvoor den selven Cornelis de With sal moeten werden begraven. Compareerde mede voor ons notaris en getuijgen: Hendrik Bethlehen (Bethlehem) woonagtig op desen dorpe dwelke verklaarde onder remechiatieven (?) het benefitie ordinis ext excussionies hem comp(arant) van den effecte van dien voor onderregt houdende sig te comstiseren(?) als borge voor de voorn(oemde) Cornelis Willemse de With daar voor verbindende sijn persoon ende goederen ter bedwang als na regten en de beloofde hij eerste compt. Sijne borg te suleen indentiseren en bevrijden daarvoor verbindende sijn comparants persoon en goederen derselve mede subjecterende ten bedwange als na regten. Aldus gepasseert binnen Berkel ten presenttie van Hendrik van Gelder en chirurgijn alhier en Hendrik Pakmohr als getuijgen den desen versogt.Dit merk + is gestellt bij Jan Reijneveen selfs, Heijndrik Betlehem". [bron:rechterlijk Archief berkel en Rodenrijs nr. 25; akte 69"; codenr. 3.04.01; inventnr. 780] | Reijneveen, Jan Cornelisz (I1601)
|
44 | "Op heden den Achtsten dag der maand Mei des jaars achttienhonderd acht en zestig zijn voor ons ondergeteekende, wethouder ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente Wilnis, in het gemeentehuis verschenen, ten einde een Huwelijk aan te gaan: Kornelis Compier, oud een en dertig jaren, van beroep arbeider, geboren te Achttienhoven, wonende te Mijdrecht, meerderjarige zoon van Cornelis Compier van beroep veehouder, en van Dora Kool, zonder beroep, beiden wonende te Mijdrecht, Dorothea de Koning, oud zeven en twintig jaren, zonder beroep, geboren en wonende alhier, meerderjarige dochter van Johannes de Koning, overleden, en van Cornelia Kandelaar, zonder beroep, wonende alhier. De afkondigingen hebben alhier zonder stuitingplaats gehad op Zondagen den zes en twintigsten April en derden Mei dezes jaars. De comparanten hebben tot het einde voorschreven aan ons over gelegd: 1. Extracten uit hunne geboorteacten 2. Extract uit de overlijdensacte van den Comparante's vader 3. Certificaat waaruit blijkt de ongehinderde afloop der afkondigingen te Mijdrecht 4. Certificaat waaruit blijkt dat de bruidegom voldaan heeft aan zijn verpligtingen ten aanzien der Nationale Militie. Voorts is ten deze mede gecompareerd den Moeder van de Comparante, die verklaarde hare toestemming te geven tot dit huwelijk. ... Alles in tegenwoordigheid van Jacobus de Koning, oud vijftig jaren,van beroep veenman, oom van de bruid, Pieter Oudshoorn, oud negen en twintig jaren, van beroep veenman, neef van de bruid, Johannes Versteeg,oud acht en veertig jaren, van beroep veehouder." | Gezin: Kornelis Kompier / Theodora de Koning (F1673961665)
|
45 | "Op heden den twaalfden Augustus achttien honderd acht en negentig, zijn voor ons ondergeteekende, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente Vinkeveen en Waverveen aan het huis der Gemeente verschenen, ten einde een Huwelijk aan te gaan Cornelis Compier, oud vier en twintig jaren, van beroep arbeider, geboren te Mijdrecht, en wonende alhier, meerderjarige zoon van Cornelis Compier, landbouwer, en van Theodora de Koning, zonder beroep, wonende beiden alhier, ter eener zijde, Anna Gerarda van Dijk, oud negentien jaren, dienstbode, geboren te Mijdrechten wonende alhier, minderjarige dochter van Egbertus Antonius van Dijk, arbeider, en van Wilhelmina Versteeg, zonder beroep, wonende beiden te Breukelen, hebbende de ouders van den Bruidegom en de ouders van de Bruid, allen hier tegenwoordig verklaard in dit huwelijk toe te stemmen. De Afkondigingen hebben alhier, zonder stuiting, plaats gehad den een en dertigsten Juli en den zevenden Augustus dezes jaars. Zij hebben tot dat einde aan ons overgelegd, ten eerste het certificaat waaruit blijkt, dat de Bruidegom aan zijn verplichtingen ten aanzien der nationale militie heeft voldaan, ten tweede extracten uit hun geboorteakten." | Gezin: Cornelis Compier / Anna Gerarda van Dijk (F1673966924)
|
46 | "Op maandag den 5 October 1925, zullen uit deze Gemeente (Wilnis) bij de landmacht worden ingelijfd de lotelingen van de lichting 1926: L.M. Reurings, bij het 10e Reg. Infanterie, 3e ploeg [bron: Woerdensch Weekblad] | Reurings, Leonardus Martinus (I314)
|
47 | "Op maandag, den 1en Februari 1926 a.s. des voormiddags te 10 uur zullen de volgende lotelingen uit deze gemeente (Wilnis) der lichting 1926 worden ingelijfd: .... bij het reg. vest. art. 5e schoolcompagnie: Martinus Adrianus Reurings" [bron: Woerdensch Weekblad] "Aan den dienstplichtige der lichting 1926 uit deze gemeente (Wilnis) Martinus Adrianus Reurings is ontslag uit den dienst verleend wegens lichaamsgebreken" [bron: Woerdensch Weekblad 06-03-1926] | Reurings, Martinus Adrianus (I202)
|
48 | "Op verzoek en volgens aanwijzingen van de Officier van Justitie in het arrondissement 's-Gravenhage wordt nevenstaande akte verbeterd in dier voege, dat daarin worde doorgehaald de geslachtsnaam van de bruidegom en diens vader "Tousain" en daarvoor in de plaats wordt geschreven "Toussaint". 's-Gravenhage 3 mei 1966 | Gezin: Johannes Adam Toussaint / Engelina Wilhelmina Duijndam (F1673973179)
|
49 | "Regtdag gehouden binnen Berkel en Rodenrijs op den 2en November 1744. Corne. Jacobsz Reijneveen, meerderjarig jongman wonende in 't Noordeijnde van Berkel en Rodenrijs, eijser, contra Dirk Jans van Eijk als vader en voogd over sijn dogter Neeltie Dirksdr van Eijk, ged(aagde). In State." [bron: Oud Rechterlijk Archief Pijnakcer 1739-1779] "07-09-1758: Cornelis Reijneveen, hospes in de herberg den Dragonder, vraagt overpad over het suijdelijck gedeelte van den thuijn van den voorn. Pieter Pontignac aan de Lakengracht". (Pierre Pontignac is begraven op 01-12-1760 in de Oude Kerk te Delft. [bron: DTB Delft inv. 50] [bron: Delft 2e Requestboek] https://www.erfgoedleiden.nl/collecties/personen/zoek-op-personen/q/persoon_achternaam_t_0/Neelemans/q/persoon_voornaam_t_0/Cornelis | Reijneveen, Cornelis Jacobsz. (I1818)
|
50 | "Thijs was goedgekeurd voor de militaire dienst en kwam bij het regiment van de huzaren en ging dus veel met paarden om. Hij liep mank als gevolg van een trap van een paard in de tijd dat hij hoefsmid was bij de firma Slangen in Gouda. Mijn moeder vertelde, dat hij ruw met dieren omging en naar mijn mening moet dat ene paard wraak hebben genomen uit naam van alle paarden bij het leger en de Staat der Nederlanden. Mijn moeder vond hem als kind niet zo leuk want als de poes had gejongd, was er op een gegeven moment nog maar één katje over. Oom Thijs verklaarde dan dat de poesjes sluismeester waren geworden. Dan wist mijn moeder wel hoe laat het was! (Later zou mijn moeder precies hetzelfde doen maar ja, wat moest je met al die katten?) Het been van oom Thijs werd toen niet goed gezet en met infecties erbij duurde het een tijd eer hij weer kon lopen. Hij heeft er een ongelukkig been aan overgehouden. De zool van zijn ene schoen werd alsmaar dikker. Hij heeft waarschijnlijk daarna het berope van smid niet meer uitgeoefend. Wel is bekend, dat hij naderhand loopknecht en portier is geworden bij Koch en Knuttel, destijds een zeer goede boedrukkerij met de kantooringang aan de Turfmarkt en de expeditie aan de Niuewehaven in Gouda. Oom Thijs was geen gemakkelijk type, maar hij had een goed huwelijk met mijn tante. Vanaf het begin van het huwelijk was ze wel de baas geworden en die positie had zij veroverd door mijn oom te slaan met een zeer bekend huishoudelijk voorwerp toen hij op een keer 's avondas laat aangeschoten thuis kwam. Sindsdien is hij nooit meer dronken geweest. Oom Thijs had dus niet veel te vertellen bij mijn tante Marie want als hij een sigaartje wilde roken zei ze: Nee, Baassie, denk aan mijn gordijnen, ga maar buiten roken. (Gelijk had ze; voor een niet-roker is verschaalde sigarenrook dan ook een ouwelullenlucht). Er was ook nog een leuke anekdote uit die tijd over de moeder van oom Thijs: Anghenita van Waas. Zij was net getrouwd (1861) met Johannes Reurings en die kwam met zijn eerste weekloon van zeven hele guldens thuis." Nee, Johannes", had zijn nieuwbakken echtgenote gezegd, daar kan ik niet van rondkomen! Dus ging Johannes naar het café en vroeg aan de kroegbaas: Kun jij dit omwisselen voor 700 centen? Natuurlijk, had de man gezegd. En zo gaf Johannes dus die buidel met geld aan zijn vrouw die verheugd verklaarde dat zij daar wél de week mee kon doorkomen! (Ze kon wel tellen maar niet rekenen!) Strijk en zet werd dit het standaard verjaardagsverhaal. Tante Marie en oom Thijs kregen drie kinderen, allen geboren in Gouda. Door zijn werk al portier bij Koch en Knuttel woonde de familie Reurings aanvankelijk op de Nieuwehaven nr. 191 in Gouda. Later inde Lange Dwarsstraat op nr. 1 boven de bakkerij van Ardenne. Zij hebben toen een jaar lang gewoond in de Lange Dwarsstraat nr. 9. Volgens de familie was het een heel leuk huisje. In 1920 ging oom Thijs werken als bioscoopportier bij het Thaliatheater aan de Kleiweg. In 1935 ging de familie Reurings wonen op de Kleiweig nr. 102 tegenover het Thalia Theater in een bovenhuis met daaronder het café van Sander Kulik enlinks de smederij van van Duin.Voor oom Thijs dus lekker dichtbij zijn werk. Ik kan mij hem nog heel goed herinneren met zijn lichtbruine uniform en zijn strenge gezicht onder een mooie pet. Dit betekende voor ons als kinderen elke woensdagmiddag gratis naar de bioscoofol. Dat was toch wel leuk! Als kleine jongen van vier jaar vond ik het maar verschrikkelijk van die arme Stan Laurel en die Oliver Hardy met zijn grote mond, om nog maar te zwijgen van de aankondiging van een Tarzan?lm met al die krokodillen en tijgers. Op het laatst wilde ik dan ook nooit meer naar de bioscoop want ik kreeg last van nachtmerries. Gré Vos was de directeur van de bioscoofol. Was vrijgezel en kwam altijd warm eten bij mijn tante Marie. Op een zondag toen ik een of vier was ging mijn moeder met mij op visite bij tante Marie. Gré Vos was daar ook en vroeg aan mij: Zo, Hansje, geef jij eens een handje? Waarop ik repliceerde: Ga maar door met je kaasvoeten! Gelukkig verstond hij het niet! Ik weet het me nog heel goed te herinneren en schaam nog steeds een beetje. Maar mijn broer Wim heeft later verteld dat hij zweetvoeten had. Maar het was wel waar, want er werd daarover altijd gepraat. Het bovenhuis van tante Marie en oom Thijs bood een gezellig uitzicht op de altijd drukke Kleiweg. Er werd dan op iedereen commentaar gegeven door mijn nicht Anna en mijn tante, die gezellig in hun roodpluchen crapauds zaten. Als iemand op straat gebaarde of visite had dan zwaaide zij heel hartelijk en knikte dan van: ja we hebben visite en tot grote hilariteit zei ze dan: donder maar op! Het was een gezellige woning met achter in de keuken de wc model ijscokar en daarachter weer het slaapkamertje van tante Anna. In de keuken stond een ronde tafel met stoelen. Mijn moeder noemde het daar: kakken en bakken. Naast de keuken bevond zich de slaapkamer van mijn oom Thijs en tante Marie. In de voorkamer stond een ronde Biedermeiertafel met bijbehorende stoelen met rode zittingen. De voordeur met het portaal vond ik erg deftig. Aan de wand hing een mooie spiegel in messing lijst met kledingborstels. Op de trap lag een mooie loper. Mijn tante Marie had die mooie antieke meubels gekregen van een mevrouw waar zij dienstbode wasgeweest. In 1947 ging de familie Reurings verhuizen. Zij kwamen terecht in een leuk huis op de eerste verdieping van het woonhuis aan het Regentesseplantsoen op no. 24. Dat was wonen op stand! Daar moesten zij inwonen als gevolg van de woningnood na de Tweede Wereldoorlog. Mevrouw Beukelman, een weduwe op leeftijd was eigenaresse en hoofdbewoonster en was in 1914 na een half jaar huwelijk weduwe geworden. De dames konden het uitstekend met elkaar vinden. [bron: Busker Familieboek, J.D. Busker] "Oom Thijs en Tante Marie woonden met nicht Anna (hun dochter) in een huis met veel kruisen en heiligenbeelden, welke het paar meebracht van de diverse bedevaarten. De moeder van Tante Marie (Johanna Hendrika Knapen-Slaghuis) werd door sommige neven en nichten 'Opoe Knapen' genoemd. Er stonden op de kast heiligenbeelden onder een glazen stolp tegen het stof. Opoe Knapen was een ondeugende oude dame, waarvan een oud rijmpje mij steeds is bij gebleven: "Waar gaat de reis naar toe? Moet je naar je moe? Dan loop ik met je mee, want ik moet naar de plee." Dat was steeds haar afscheidsrijmpje wanneer tante Lenie de Kruif-Reurings -dochter van Cornelis Reurings en Lena Treure- naar huis moest aan de Nieuwe Haven ". [bron: Helmut Reurings] | Reurings, Martinus Josephus (I66)
|