- "Een onverzettelijke touwslagersfamilie"
Aan de Herenweg, nu nr. 121, woonde een touwslagersfamilie met vier zoons, de gebroeders Janus, Sjors, Jan en Tinus Reurings. In de tijd rond de Amsterdamse februaristaking was Janus Reurings met Gijs van Voskuilen en Piet de Jong werkzaam op Schiphol. Zij namen daar deel aan verzetswerk. In januari 1941 werd deze verzetsgroep opgerold en Janus en zijn kornuiten belandden in de cellen van de Sicherheitsdienst te Amsterdam. Zij stonden bloot aan slopende verhoren door Hollanders. Vooral dit laatste deed zeer. In deze tijd vond ook de eerste huiszoeking bij de familie Reurings plaats. De gevangenschap duurde zes weken, maar er werd niets gevonden en er kon ook uit anderen hoofde niets bewezen worden. De verzetsgeest was echter voorgoedgewekt. Sjors ging zich voornamelijk bezighouden met de zorg voor onderduikers. Janus en de andere broers gingen in het gewapende verzet en waren later ook bij de wapendroppings uit Engeland betrokken. De jarenlange en soms nogal openlijke verzetsaktiviteit rond de touwslagerij leidde in de laatste oorlogsdagen bijna tot een ramfol. Als gevolg van verraad werd er door de landwacht weer een huiszoeking gedaan. Onder de lemen vloer van de touwslagerij vond men een van de vele melkbussen met wapens, die daar verborgen waren. Alle manvolk op het erf van Reurings werd opgesloten in een schuur. Er was geen ontkomen aan. Toen mevr. Reurings met het Mariabeeld het huis wilde verlaten, werd zij gedwongen terug te gaan. De landwachters dwongenPiet van der Zon om met een paard en een grote boerenwagen te komen. Daar werd alles opgeladen: De wapens, twaalf fietsen, twee motoren en veel zaken, die nodig waren voor de wapendroppings. De overval was in het dorp niet verborgen gebleven. Abr. van Vliet maakte een bevrijdingsplan, waarvoor zich acht mensen beschikbaar stelden. Kees de Graaf bracht de moed op om zich naar het erf van de touwslagerij te begeven. Hij werd natuurlijk onmiddellijk gearresteerd en bij de anderen in de schuuropgesloten. Maar dat was de bedoeling. Zo kon hij de anderen van het bevrijdingsplan op de hoogte brengen. Wout Smit die zelf aan de actie deelnam: -'Om half twee in de middag reden ze door het dorfol. Janus en Sjors Reurings zaten achter op de wagen en er reden vier landwachters achteraan. Wij wisten dat het op Utrecht aanging over de Ter Aase Zuwe. Wij hadden de wapens onder onze kleren verstopt en reden over de Laan en door Donkereind om hen voor te komen. Op de hoek van Lange Zuwe en Dwarszuwe lagen wij in hinderlaag. In de buurt waren nog veertig Duitsers aan het wildjagen ook. Toen de wagen de hoek om ging, begonnen wij te schieten. Eén landwachter was er direct dood. De andere wist zwaar gewond door het water weg te komen. Wij hadden de opdracht om de jongens van Reurings te bevrijden en de wagen over de Bosdijk naar 'De Kraanvogel' te brengen. Nadat wij de jongens losgeschoten hadden, moesten wij onze wapens zo gauw mogelijk zien kwijt te raken. Even later werden wij zelf beschoten door de twee andere landwachters die achtergebleven waren. Toch kon iedereen, ook de gebroeders Reurings, op fietsen van de wagen over de Bosdijk ontkomen. Zelf zat ik met een paar anderen om ongeveer half vijf in de gierkelder op 'De Kraanvogel' bij Bosman aan de Amstelkade. Piet van der Zon moest de wagen met de dode en de gewonde landwacht naar Utrecht rijden. Hij is daar scherp verhoord, maar hij sloeg niet door en is toen betrekkelijk gauw weer vrij gelaten'-
(tekst uit 'Van wildernis tot Ronde Venen' blz. 127 e.v.)
"Razzia bij Reurings"
Vlak voor het einde van de oorlog vonden er in Wilnis gebeurtenissen plaats die de Duitsers aanleiding gaven om met geweld tegen de bevolking op te treden. Door gebrek aan mensen is dit plan echter niet ten uitvoer gebracht. Aanleiding was een razzia die plaats vond bij dIe Wilnisse familie Reurings. Hier onder volgt een samenvatting van de verklaringen zoals deze door de familie Reurings en de betrokken landwachters vlak na de oorlog zijn afgelegd.
Op dinsdag 24 april 1945 waren een viertal landwachters, met als commandant de landwachter Hoosemans, op weg naar de werkplaats van de gebroeders Reurings te Wilnis. Aan de landwachters vertelde Hoosemans dat hij een tip had gekregen dat bij de familie Reurings een groot aantal wapens, bestemd voor de ondergrondse aanwezig zou zijn. Hij vertelde er echter niet bij van wie hij deze tip gekregen had. Onmiddellijk na aankomst werd het erf door de vier landwachter safgezet en moest Adrianus Reurings zijn persoonsbewijs inleveren waarna hij naar de schuur werd afgevoerd. Hierbij kreeg Gregorius Reurings een klap met een stengun tegen de benen. Ook de andere aanwezigen werden in de schuur opgesloten. Vervolgens werden ze door Hoosemans één voor één verhoord. Hij vroeg van wie de gevonden wapens waren en wie de baas was van de ondergrondse in Wilnis. Toen daar niet op geantwoord werd kreeg Adrianus Reurings van Hoosemans een klap met een lat op zijn gezicht. Nadat burgemeester Heijmanwas gekomen mochten echter alle aanwezigen weg behalve de vier broers Reurings. De landwachters gingen echter verder met zoeken en vulden hun tassen met kleding en schoeisel. Later werden nog twee broers Reurings vrij gelaten. Adrianus en Gregorius Reurings werden echter op transport gesteld naar Utrecht. Zij mochten kleding, eten en shag meenemen. Toen zij ook nog om lucifers vroegen, antwoordde Hoosemans dat dit niet nodig was omdat zij de volgende morgen toch niet meer zouden leven. Inmiddels had Heijman zich naar Piet van der Zon in Wilnis begeven om een paard en wagen te vorderen. Van der Zon protesteerde hiertegen en zei dat hij die middag vlees moest vervoeren voor de voedselvoorziening. Heijman antwoordde hierop dat hij hiermee niets te maken had en dat de Wehrmacht voorging, omdat er in beslaggenomen goederen naar Utrecht moesten worden vervoerd. Het protest hielp echter niet en de gebroeders Reurings werden door Piet van der Zon, begeleid door Hoosemans en nog een andere landwachter, naar Utrecht getransporteerd. Op de kar werden eveneens twee radio's, vijf rijwielen, acht seinlampen, twee accu's, twee motorrijwielen welke door de Binnenlandse Strijdkrachten werden gebruikt, een machinepistool, munitie en zes kaasjes opgeladen. De andere twee landwachters begaven zich naar Vinkeveen met de bedoeling om zich later weer bij het transport te voegen. Bij de Ter Aarse Zuwe zagen de broers Reurings leden van de Wilnisse Binnenlandse Strijdkrachten in het struikgewas. Plotseling werd er geschoten waarbij Hoosemans werd getroffen. Hij vluchtte naar de kant van de sloot waar hij ging zitten. De andere landwachter werd ook gewond, maar wist te ontkomen in een nabij gelegen boerderij. Hij isl ater van zijn verwondingen hersteld. De gevangen broers Reurings namen toen onmiddellijk de benen. Op de Ter Aarse Zuwe waren inmiddels ook de twee landwachters, die eerst nog naar Vinkeveen waren gegaan, gearriveerd. Zij hoorden schieten en op het erf van een boerderij zagen zij toen Van der Zon met zijn paard en wagen staan. In een greppel lag de landwachter Hoosemans dood, doorzeefd met kogels. De daders van de aanslag waren verdwenen. De twee landwachters hebben toen nog in de lucht geschoten en geprobeerd de bevrijders van de broers Reurings te achterhalen maar dat heeft niets opgeleverd. Zij zijn toen verder naar Utrecht gefietst. In de loop van de avond arriveerden de Duitsers vergezeld door een aantal landwachters. Het lijk van Hoosemans werd naar Utrecht getransporteerd en Van der Zon werd door de Duitsers drie keer verhoord. Hij verklaarde echter dat hij niemand van de overvallers had herkend. Hierna is hij vrij gelaten. Diezelfde dag nog vertrokken de Feldgendarmerie en de Landwacht naar Vinkeveen om represailles te nemen. Op de Provincialeweg bij de Groenlandsekade hielden zij de Vinkevener Koeman aan. De officier van de Feldgendarmerie deelde mede op weg te zijn naar Vinkeveen voor represailles. Hij moest van Koeman 20 namen hebben van illegalen die zouden worden gearresteerd en waarvan de woningen zouden worden plat- gebrand. Koeman zei hierop geen illegalen te kennen en vroeg of het niet beter zou zijn eerst een onderzoek in te stellen. De Feldgendarmerie ging toen weg. De volgende dag besprak de Duitse opperluitenant Imenthal het doodschieten van Hoosemans met een van de Vinkeveense landwachters. Imenthal wilde Mijdrecht, Wilnis en Vinkeveen geheel laten afzetten. Vervolgens alle mannen wegvoeren en de hele zaak kort en klein slaan. Dit moest "op z'n Duits" gebeuren aldus een verklaring welke de landwachter na de oorlog heeft afgelegd. Imenthal kon echter voor deze actie niet voldoende mensen krijgen en daarom is dit plan niet doorgegaan.
(Uit "De Proostkoerier", 1993, nr. 4 blz 27 e.v.)
|