- Bij het huwelijk was Matthijs 25 jaar en Anna 19 jaar. Er was een familieverwantschap 2e - 4e graad. Daarom moesten ze nog dispensatie vragen.
Het was geen aanlokkelijke tijd om te trouwen. Overal was armoe troef. De ouders konden het jonge paar niet eens aan een bedrijf helpen. Het begin was dan ook wel heel eenvoudig. Vader werd werkman op een gemengd bedrijf biij een paar oude mensen, zonder kinderen. Moeder kon nog wel wat bij verdienen. Ze was een goede naaister.
Ze kwamen in het 'werkmanshuisje'. Na een jaar konden ze het bedrijf huren, maar de oudjes bleven in de boerderij wonen. Het was een 'hornhuis'aan het einde van de weg, of erger nog: aan het einde van een pad, dat aan het einde van een weg begon -midden in het land- één boerderij met één werkmanshuisje. Enkele jaren later konden ze door bemiddeling van de notaris van Obdam, een beter bedrijf pachten met een flink nieuw boerderijgebouw, eigendom van een rijke Duitser. Het was een gemengd bedrijf. De zaken gingen vooruit! Er kwam een knecht in huis, waarmee ze het bijzonder goed getroffen hebben. Hij was uitstekend voor het landwerk, maar 's winters 's avonds vond hij het helemaal niet erg om wat huiswerk te doen: aardappelen schillen, groenten klaar maken, enz. Hij vond het prettig daarmee wat te kunnen helpen.
Er werden in die tijd goede jaren gemaakt met de fijne zaadteelt voor Sluis en Groot. Later waren er meer liefhebbers- er werd steeds slechter uitbetaald. Vader had er toen gauw genoeg van.
De Duitse industrie nam een snelle en grote vlucht. De verpachter zag daar meer winst in. Hij besloot zijn bezit in West-Friesland te verkopen: eerst bij opbod en de volgende week bij afslag. Vader meende, dat onder de aanwezigen geen serieuze kopers zouden zijn. Tot een bepaald bedrag meende hij het veilig te kunnen laten aflopen. Fl. 25,00 daar boven werd het afgemijnd, waarschijnlijk voor doorverkoop naar iemand, die niet aanwezig was.
Nu ging hij alle verkopingen af, kwam wel met aardig wat strijkgeld thuis, maar niet met een bedrijf. Eindelijk werd iets gekocht, wat toch niet helemaal naar de zin was. Er kon land bij worden gepacht en zo zijn we daar vier jaar geweest. Toen kwam er een oude boer met twee boerderijen, die er wel één wilde missen; beste grond. De koop werd gelsoten. Heel geschikt. Het andere bedrijf werd nog met enige winst verkocht. Later kwamen er nog enige percelen bij.
Longontsteking maakte onverwacht een einde aan zijn arbeidzaam leven.
[bron: zoon Jan Schipper 1897-1975]
|